Met de coronaperikelen heeft het vertrouwen in de politiek een flinke deuk gekregen. Bijna 60% van de Belgen wantrouwt politieke partijen en politici, en amper de helft van de bevolking vertrouwt het federale parlement. Burgers haken massaal af van de politiek. Ze zijn boos, verbitterd en angstig. Ze stellen de kwaliteiten en capaciteit van onze politici om hen goed te vertegenwoordigen ernstig - en steeds luider - in vraag. Vertrouwen in de democratische instellingen en haar bewoners zijn evenwel het noodzakelijke cement in een democratie – het gaat dus niet de goede kant uit. De ellenlange formatiegesprekken voor het vormen van regeringen, het gekibbel om ‘de postjes’ en de polariserende toon van het politieke debat zijn bovendien allicht niet behulpzaam om het vertrouwen van de burger weer te herstellen, om het voorzichtig uit te drukken.
Karen Celis stelt zich de vraag hoe het anders en beter kan. Hoe kunnen we de kwaliteit en capaciteit van onze politici en politieke instellingen verhogen? En wat verstaan we eigenlijk onder ‘kwaliteit’ en ‘capaciteit’? Heeft het te maken met de kennis van onze politici over de burger en/of hun kunde om te besturen? En wat dan met emoties zoals wantrouwen, apathie en boosheid? Volstaan slimme en kundige politici om die negatieve gevoelens ten aanzien van onze democratie om te keren?